Nieuws

Aandachtspunten voor een optimale kuilkwaliteit

Voor een optimale vertering van maïs als kuilvoer is het niet nodig dat het gewas afrijpt. De verteerbaarheid van groenblijvende rassen is zelfs beter dan van eerder afrijpende rassen. En ook voor de opslag van kuilvoer zijn er de nodige aandachtspunten.

Bij rassenonderzoek van maïs kun je kijken naar de drogestofopbrengst per hectare. Hoe hoger die opbrengst, hoe beter zou je denken. Maar de werkelijkheid ligt genuanceerder, zo blijkt uit het Dossier 'De beste maïs in de kuil' dat in vakblad Management&Techniek verscheen. In drie verschillende artikelen worden een aantal aspecten van de voederwaarde van maïs belicht.

Verteerbaarheid

De verteerbare organische drogestofopbrengst bestaat uit structurele koolhydraten die door de celwanden in blad en stengel worden geleverd en uit de niet-structurele koolhydraten - vooral zetmeel - afkomstig van de kolf en suikers. Het zetmeel is voor 100% verteerbaar, de niet-structurele koolhydraten in de celwanden van vers geoogste kuilmaïs is maar voor 60% verteerbaar. Wil je de voederkwaliteit van maïs verbeteren, dan kun je of streven naar meer zetmeel of naar een betere verteerbaarheid van de celwanden. Je kunt ook een combinatie van beide nastreven.

Stay-green-rassen

Het vakblad beschrijft onderzoek naar de voederwaarde van verschillende rassen. Je hebt zogenaamde 'stay-green-rassen', rassen die langer groen blijven. Hoewel deze rassen langer door kunnen gaan met fotosynthese, blijkt dat de opbrengst van deze planten toch niet groter is dan van rassen die eerder afsterven. Wel zie je een verschil in voederwaarde tussen blad en kolf.

De groenblijvende rassen houden hun nutriënten langer vast in hun bladeren. Het blad bevat daarom een hoger stikstofgehalte en meer eiwit. Bovendien is de verteerbaarheid van de organische stof of de celwandverteerbaarheid van blad en stengel is groter. Maar de kolffractie is bij die groenblijvende gewassen weer wat kleiner.

Voor een optimale kwaliteit kun je het beste maïs inkuilen met een drogestofgehalte tussen 32 en 35%. Je hebt dan de optimale kwaliteit van de kuil op het vlak van zetmeel, ruw eiwit, aandeel celwanden, totale verteerbaarheid en celwandverteerbaarheid.

Teelt

Een derde artikel in Management&Techniek zet een aantal aandachtspunten voor de maïsteelt op een rij zoals de bemesting en grondbewerking. Het zaaien gebeurt het best bij een bodemtemperatuur van 8 tot 10°C. Meestal is dat eind april of begin mei. Het vakblad raadt aan na de oogst een groenbedekkend gewas in te zaaien zoals gras of rogge. Die groenbemesters houden stikstof vast en zorgen voor opbouw van organische stof in de bodem. En het vakblad waarschuwt voor jarenlange continuteelt van maïs waardoor de bodemvruchtbaarheid vermindert.

Voeropslag

Hoe je ingekuild voer het beste opslaat, laat Vakblad Veeteeltvlees zien in het artikel 'Meer aandacht voor voeropslag'.  In het artikel worden een aantal aandachtspunten genoemd die van belang zijn bij de bouw van nieuwe voeropslag. Zo kun je het best zorgen dat de opening op het noorden of noordoosten ligt, zodat er minder regeninslag is en er minder zon op het kuiloppervlak komt. En je moet voorkomen dat de helling zo is dat kuilsappen in een sloot kunnen lopen. Volgens regelgeving ben je verplicht kuilsappen op te vangen.

(Bron foto: Shutterstock)