Nieuws

Beekherstel met de kokerjuffer

Kun je door herintroductie van beekbewonende diersoorten de biologische kwaliteit van laaglandbeken verbeteren? Onderzoekers introduceerden kokerjuffers in de Heelsumse beek.

Nederland heeft 17.000 kilometer beken, waarvan een groot deel niet voldoet aan de ecologische kwaliteitsdoelen en normen gesteld vanuit de KaderRichtlijn Water (KRW). Om de kwaliteit van laaglandbeken te versterken zijn bij diverse beken herstelmaatregelen uitgevoerd. De beken krijgen weer een meer natuurlijke meanderende loop.

Ecosysteem

Door verbetering van milieuomstandigheid wordt de waterkwaliteit vaak wel beter, maar biologisch gezien blijft het herstel vaak achter. Een verklaring is dat veel kenmerkende beekbewonende diersoorten, die een belangrijke rol spelen in het ecosysteem, verdwenen zijn. Zo breken de larven van veel beekinsecten grote hoeveelheden blad af dat elke herfst in de beek valt en spelen beekvissen als toppredatoren een belangrijke rol in het voedselweb van de beek. Het ontbreken van die soorten zorgt voor een gebrekkig functionerend ecosysteem.

Herintroductie

Omdat veel van deze soorten maar een beperkt verspreidingsvermogen hebben, en dus niet snel terugkeren, is in een onderzoek gekeken of herintroductie een mogelijkheid is. Welke soorten zijn geschikt? En hoe ontwikkelen ze zich na herintroductie? In het rapport ‘Herstel laaglandbeken via herintroductie macrofauna’ is te lezen hoe onderzoekers kokerjuffers in de Heelsumse beek introduceerden.

Kokerjuffer

De onderzoekers overwogen de herintroductie van haften, steenvliegen en kokerjuffers. De meest geschikte kandidaten zijn soorten die een rol vervullen die ontbreekt in de beek en voorkomen in hoge dichtheden en die een hoge biomassa hebben. Op grond van deze criteria was de kokerjuffer (Lepidostoma basale) de meest geschikte soort, concludeerden de onderzoekers. Op 12 maart 2014 introduceerden ze 2400 larven van deze kokerjuffersoort. De soort bleek zich snel te verspreiden. Een maand later bleek dat verschillende larven het volwassen stadium hadden bereikt. Of de soort zich in volgende jaren ook succesvol kan vestigen, moet uiteraard onderzocht worden. Monitoring blijft daarom nodig.

(Bron foto: Silo)