Nieuws

Oranje Lijst uitgebreid met zeven groente gewassen

Pastinaken, knolrapen, koolrapen, radijzen, schorseneren, tuinbonen en veldsla zijn de nieuwkomers op de Oranje Lijst van groenterassen, die bestaat uit rassen welke werden geteeld in Nederland in de periode vanaf 1850 tot rond de Tweede Wereldoorlog.

Met de al aanwezige 23 groenten staan er nu  30 gewassen op deze lijst. Van de nog aanwezige rassen wordt aangegeven waar deze nog verkrijgbaar zijn. De Oranje Lijst is een initiatief van het Netwerk Eeuwig Moes waarvan de deelnemers zich inzetten voor het behoud en gebruik van oude, vaak vergeten, akkerbouw- en groentegewassen en -rassen. Het Netwerk treedt naar buiten toe met de website “De Oerakker”. De nu toegevoegde zeven groente gewassen zijn de groenten met wat kleiner economisch belang . 

Pastinaak, ook wel Pinksternakel of witte wortel genoemd, kwam in de middeleeuwen naar ons land uit het Middellandse zeegebied en werd al snel een belangrijk voedingsgewas tot de aardappel uit Zuid Amerika in de 18de eeuw die taak definitief overnam. Er zijn nog maar 2 van de 20 oude rassen verkrijgbaar.

Knol- en koolrapen zijn eveneens zeer oude voedingsgewassen, waarbij de koolraap vroeger in het Friese kleigebied, de Bommelerwaard, Gelderland, Noord-Limburg en Noord-Brabant werd verbouwd voor zowel dierlijke (veevoer) als menselijke consumptie. Van de knolraap zijn nog 15 van de 98 oude rassen verkrijgbaar en van de koolraap zijn er nog 7 rassen aanwezig van de oorspronkelijke 63.

In de 16de eeuw werd de radijs al in Nederland geteeld, maar oorspronkelijk komt dit gewas uit China. Het is een van de oudste cultuurplanten. Van de 163 oude rassen zijn er nu nog 27 verkrijgbaar.

De schorseneer is vanuit het Middellandse Zeegebied naar Nederland geïmporteerd. De plant werd voor de Tweede Wereldoorlog vrij algemeen gegeten, maar is daarna in diskrediet geraakt, mogelijk door zijn bewerkelijkheid. Er zijn nog 2 van de 16 oude rassen verkrijgbaar.

Tuinboon was al voor de jaartelling bekend en was in Nederland tot ver na de Middeleeuwen één van de belangrijkste voedingsgewassen. Droge bonen werden na weken gekookt maar ook werden ze tot meel vermalen en in brood en meelspijzen verwerkt. Na de introductie van de Zuid Amerikaanse Phaseolus-boon  en de aardappel was de teelt van beperkte omvang. De conservenindustrie kreeg na de Tweede wereldoorlog weer meer belangstelling voor dit gewas. Van de 97 oude rassen zij er nog 13 verkrijgbaar.

Veldsla of in het Engels “corn salad” werd tot het begin van de 19de eeuw door boeren verzameld uit de graanvelden. Het was een soort “onkruid” in de graanvelden, maar dan wel geschikt voor consumptie. Daarna zijn de rassen ontstaan, waarvan nu nog 2 van de in totaal 24 oude rassen verkrijgbaar zijn.


(Bron foto: Pixabay)