Nieuws

Terugblik: BoerenNatuur Kennisuur – Tureluurs: Je wordt het er niet van…, maar wel wijzer!

Wim Tijsen laat een pas geringde tureluur los (foto: Mart Smit)
Bron foto: Mart Smit, Wim Tijsen laat een pas geringde tureluur los (© Mart Smit)
Samenvatting
  • Onderwerp
    tureluur
  • Interessant voor
    natuurinclusieve boeren, terreinbeheerders, vogelaars, natuurorganisaties
Bekijk de bronnen
Tureluurs zijn de underdogs van de weidevogels. De afgelopen decennia is veel onderzoek gedaan naar grutto’s, kieviten en scholeksters, maar over tureluurs weten we nog relatief weinig. Opvallend is dat het minder slecht gaat met de Nederlandse broedpopulatie tureluurs in vergelijking tot andere typische steltlopers onder de weidevogels. Maar waar komt dat door? En hoe kunnen we in het (agrarische) natuurbeheer meer oog hebben voor deze soort?

Spreker Wim Tijsen doet al 25 jaar onderzoek naar tureluurs en wordt gezien als dé tureluurexpert van Nederland. Aan de hand van video’s en geluiden vertelt hij ons alles over de leefwijze, het (trek)gedrag en de ecologie van deze onderbelichte weidevogel. Bij broedvogel-inventarisaties worden ze steevast onderteld door hun wat geheimzinnige gedrag, met name in de nestfase. Daarom geeft Wim enkele praktische tips voor het inventariseren. Hij gaat dieper in op het (agrarische) natuurbeheer toegespitst op de verschillende fases van het broedseizoen van de tureluur. Met praktijkvoorbeelden en bevindingen uit zijn jarenlange onderzoek laat hij zien welke beheermaatregelen belangrijk zijn voor de tureluur.

Voorkomen en trends

De tureluur (Tringa totanus) broedt in grote delen van Europa, van Spanje tot Rusland. Er bestaan verschillende deelpopulaties met deels overlappende overwinteringsgebieden. Daarnaast bestaat er een ondersoort (Tringa totanus robusta) die in IJsland broedt. De Nederlandse tureluurs overwinteren met name in West-Afrika, Spanje, Portugal of Frankrijk. Een enkele uitzondering overwintert in Engeland. Terwijl de Engelse tureluurs juist rond de Noordzee blijven hangen.

Vergelijkend met de andere vier steltlopers onder de weidevogels, gaat het met de tureluur het minst slecht. De Nederlandse broedpopulatie wordt door Sovon geschat op 16.000-20.000 broedparen (2018-2020), maar komt inmiddels waarschijnlijk nog iets lager uit door de jaarlijkse <5% afname van de broedpopulatie. Met name in de drogere delen van Nederland is de verspreiding en populatie-omvang gekrompen in de laatste decennia. De vraag is, waar komt het door dat het nog niet zo slecht gaat met deze weidevogelsoort?

Tijsen geeft hiervoor drie mogelijke verklaringen:

  1. Het nestsucces is het hoogst ten opzichte van de andere vier steltlopers (kievit, grutto, scholekster en wulp) en ze hebben het minst last van nestpredatie. Tijsen: “De tureluur is de slimste weidevogel. Ze zorgen ervoor dat hun nest bijna niet gevonden kan worden, gebruiken de kievit als waakhond en zijn fanatieke verdedigers van de kuikens.” In de kuikenfase trekken tureluurs met hun kroost naar plekken waar het relatief veilig is, langs slootkanten, greppeltjes, plasdrassen. Op die plekken is de kans kleiner dat ze worden dood gemaaid.
  2. Weidevogelbescherming speelt hierin ook een rol. De combinatie van percelen met late maaidatum en rustperiodes zorgen al snel voor een geschikt broed- en kuikenbiotoop voor tureluurs.
  3. Een ander voordeel is, is dat de soort niet alleen in het agrarisch gebied broedt, maar ook op de kwelders. Voorbeelden van kerngebieden zijn het Verdronken Land van Saeftinghe, achter de dijk bij Friesland en Groningen en op de Waddeneilanden.

Hoe gaat het met de tureluurs op Wieringen?

De provincie Noord-Holland heeft een weidevogelmeetnet, het langstlopende meetnet van Nederland. Eens in de 6 jaar wordt de hele provincie gebiedsdekkend geïnventariseerd. Als we inzoomen op de trends op Wieringen tussen 1985 en 2019, zie je dat het aantal grutto’s is gehalveerd in die periode (van 194 naar 104 broedparen), terwijl het aantal tureluurs stabiel is gebleven (van 103 naar 115 broedparen). Wat verder opvalt, is dat de tureluurs nu veel geconcentreerder broeden dan voorheen. De verspreiding is beperkt tot de weidevogelreservaten, agrarisch en particulier natuurbeheer.

Voedsel

Het grootste deel van het jaar is de tureluur is een wad- en kustvogel, dus het menu hangt sterk af van de seizoenen. Het is een zichtjager en een echte voedselopportunist. Op het wad zijn het met name wadslakjes, wadpieren, kleine kreeftachtigen en schelpdieren. Verder landinwaarts zitten ze ook altijd in de buurt van water. Langs slootkanten en plasdrassen eten ze wormen, slakjes, kevers en soms zelfs kleine visjes. De kuikens eten vooral insecten en spinnetjes. Tijsen: “Wat veel mensen niet weten is dat tureluurs ook braakballen uitspugen. Dat komt door de slakkenhuisjes en chitineschildjes van kevers die onverteerbaar zijn.”

Territorium- en baltsgedrag

Als tureluurs na de baltsvlucht landen op een paaltje, doen ze even hun vleugels omhoog om de witte onderkant te laten zien. Het is een signaal aan de buren of de vrouwen van ‘zie mij hier staan’ of ‘het is hier goed vertoeven.’ Tijdens de balts kunnen tureluurs ontzettend knokken met elkaar. Meestal is het een gevecht tussen twee mannetjes. En dat gaat er niet zachtzinnig aan toe. Ze grijpen elkaar bij de poten en snavel, terwijl het vrouwtje vanaf een afstandje toekijkt. Als de wedstrijd is gewonnen, kan het mannetje nog uren versieren en achtervolgen voor het moment suprême van enkele secondes.

Foto: Wim Tijsen

Inventariseren

Als je tureluurs wilt inventariseren moet je vroeg je bed uit. ’s Morgens een half uur na zonsopkomst tot 3 uur erna is de tijd om te tellen. Volgens de BMP-methode inventariseer je iedere 14 dagen een specifiek telgebied. Tijsen: “Voor tureluurs zou je eigenlijk wel wat vaker mogen, want in de periode dat ze een nest hebben, verandert hun gedrag en zijn ze heel stiekem. Dan merk je bijna niet dat er tureluurs in je telgebied zitten te broeden.”

Tureluurs hebben een heel gespreid broedseizoen. Er zijn tureluurs die beginnen al in april met broeden, maar er zijn er ook bij die begin mei pas binnenkomen en dan zich nog moeten vestigen in het gebied. Bij het tellen van tureluurs, moet je vooral goed kijken naar kieviten en grutto’s, want ze broeden graag in gezelschap van andere weidevogelsoorten. Tureluurs moeten zich als het ware ‘invechten’ in het territorium van de kievit, die al eerder broedt. Soms broeden ze slechts een paar meter van elkaar.

Tureluurs zijn kampioen paalzitten. Tureluurs maken altijd gebruik van verhogingen in het veld, van paaltje tot molshoop. Zijn er geen paaltjes aanwezig in het gebied, dan kun je tijdelijk wat paaltjes neerzetten. Binnen een mum van tijd weten tureluurs dat paaltje te vinden en kun je ze gemakkelijk tellen. Er wordt soms zelfs gevochten om de plek op het paaltje.

Later in het seizoen op mooie stille avonden kun je ze goed inventariseren. ’s Morgens vroeg en ’s avonds laat vindt de aflossing van de wacht plaats tussen het mannetje en het vrouwtje. Dus als je ’s avonds telt, tel je de aflossers onder de late broeders en de gezinnen met kuikens.

Nesten zoeken

De nesten van tureluurs zijn niet eenvoudig te vinden. Het is een relatief klein nest en ligt vaak verborgen in het hoge gras, waarbij lange grassprieten over het nest zijn gebogen. Tureluurs landen nooit rechtstreeks op het nest, maar altijd in de buurt en sluipen onder de vegetatie door naar het nest toe. Tijsen: “Je hoeft je als weidevogelbeschermer, veldmedewerker of boer niet te schamen dat je de nesten niet altijd vindt. Zelfs ik loop wel eens een nest voorbij, terwijl ik al 25 jaar onderzoek naar doe.”

Een tip is om eerst een ‘peilstok’ neer te zetten ter hoogte van waar je de tureluur weg hebt zien vliegen. Als je de volgende dag terugkeert, kun je - tegen de wind in - veel beter traceren waar het nest zit door je goed te concentreren op het ‘peilstokje’. Tijsen: “Feitelijk hoef je het nest niet exact te vinden. Als 10 m ervoor en 10 m erachter een stok neerzet, kan de boer een kuikenstrook laten staan, natuurlijk wel met een goeie breedte zodat je zeker weet dat het nest in de enclave zit.”

Foto: Wim Tijsen

Predatie

Broedende tureluurs vertrouwen erop dat ze niet gevonden worden. Vossen kunnen gezien worden als de toppredator in de weidevogelwereld. Als er een vos in een gebied zit, heb je kans dat heel veel nesten verdwijnen. De balts- en broedperiode is de gevaarlijkste periode. Omdat ze vertrouwen op hun schutkleur en op hun nest blijven zitten worden ze ’s nachts wel eens slachtoffer van grondpredatoren, zoals wezels, hermelijnen, bunzings en vossen. In de baltsperiode moeten ze vooral uitkijken voor sperwers en slechtvalken.

Beheer

Tureluurs zijn gebaat bij een weidevogellandschap met hoog waterpeil, een open, doorwaadbare vegetatiestructuur (weinig bemesting, bij voorkeur ruige stalmest), kruidenrijk en oud grasland (met microreliëf), plasdrassen, flauwe taluds (natuurvriendelijke oevers). Feitelijk is het hetzelfde wat grutto’s nodig hebben. Als je het goed doet voor de grutto, dan doe je het ook goed voor de tureluur. Maar tureluurs gaan met hun kuikens gerichter naar de vochtige plekken, randen van plasdras, slootkanten. Daarnaast is standvastig beheer van belang. Tijsen: “Weidevogels zijn over het algemeen heel plaatstrouw. Dus als je ieder jaar op dezelfde percelen een late maaidatum hebt, dan leren de weidevogels de omgeving kennen en gaan ze volgend jaar broeden op hetzelfde perceel.”

Voordat de rustperiode van een perceel verloopt, heb je als weidevogelbeschermer, veldmedewerker of boer natuurlijk geïnventariseerd of er nog vogels aanwezig zijn. Dat kan ook gemakkelijk met een drone. Als er nog broedende vogels zijn of kuikens rondlopen, is uitstellen van het maaien is natuurlijk het beste. Daarmee behoud je de rust en red je veel vogels. Als het echt niet anders kan, is het een goede methode om 24 uur voordat het perceel wordt gemaaid om vlaggen te plaatsen om de 50 tot 100m. Je hebt dan 70% kans dat weidevogelkuikens uit dat perceel trekken. Als je dat doet, moet je er natuurlijk wel voor zorgen dat de omliggende percelen goed alternatief kuikenland is. Tijsen: “Deze methode wordt naar mijn idee nog veel te weinig toegepast.”

Weidevogels en ganzen gaan niet altijd goed samen. In de Westlanderkoog, een reservaat van Staatsbosbeheer, broeden grauwe ganzen in de rietputten. Tijsen: “Als je de eieren niet behandelt en het riet niet jaarlijks maait, ontstaat er een grote groep ganzen met pullen die de vegetatie heel kort houdt gedurende de hele broedperiode.” Grutto’s en tureluurs, de lang-grasbroeders, hebben daardoor minder dekking om hun nest te verstoppen. En in de korte vegetatie zitten minder insecten voor de kuikens.

Onderzoek

Sinds 2000 doet Wim Tijsen onderzoek met kleurringen op Wieringen om meer te weten te komen over de timing migratie, overleving, reproductie, partnertrouw en broedbiologie van de broedende tureluurs. Het onderzoeksgebied bestaat uit 4 kernstudiegebieden en de activiteiten bestaan uit: nesten opsporen, vogels vangen, vogels ringen en aflezen (met telescoop) en gedrag volgen. Tijsen: “Ik vang de vogels in de laatste week van de broedperiode met schepnet, inloopkooi of soms zelfs met de hand van het nest af.”

Foto: Wim Tijsen

Fenologie

Aan het begin van de broedperiode staat Tijsen geregeld met zijn telescoop op de dijk bij hoogwater op zoek naar ringen van gekleurringde tureluurs af te lezen. Tijsen: “Uit mijn onderzoek blijkt dat vooral de mannen als eerste terugkomen. Daarnaast is er een trend, waarbij ze telkens eerder terugkomen. Van 2000 tot nu ong. 10 dagen eerder.”

Bron: Wim Tijsen

Aan het einde van het broedseizoen zijn er altijd groepen vogels die het niet is gelukt om kuikens groot te brengen. Tijsen komt dan altijd nog gekleurringde vogels tegen die hij eerder heeft gemist. De tureluurs zonder broedsucces concentreren zich op het wad of op plekken met veel paaltjes. Tijsen: “Dan zie je er zo twintig op een rijtje staan. Wellicht verkennen ze plekjes om volgend jaar te gaan broeden, maar dat is mijn ‘menselijke’ aanname, omdat ik het de tuutjes zelf niet kan vragen”

Overleving

Door elk jaar in hetzelfde gebied de ringen af te lezen, kun je iets zeggen over de terugmeldkans. Omdat de tureluurs zo (broed)plaatstrouw zijn, kun je met de terugmeldkans iets zeggen over de plaatselijke overleving. Hieruit blijkt dat er geen verschil bestaat in de overleving tussen vrouwen en mannen, maar de overleving van kuikens (ouder dan 10 dagen) ligt vele malen lager dan de oudervogels. Daarnaast zag Tijsen een flinke dip in overleving in 2012-2013 door de strenge late vorst in dat vroege voorjaar.

Dispersie

Tureluurs zijn heel plaatstrouw. Ze blijven vaak in hetzelfde kerngebied. Als er veel predatie is en het legsel gaat verloren, kan het voorkomen dat ze een tweede legsel proberen in een ander naastliggend kerngebied. De jonge vogels vestigen zich vaak op minder dan 2km van waar ze uit het ei zijn gekropen.

Partnertrouw

Gemiddeld blijven paartjes drie jaar bij elkaar. Elk jaar is de kans om bij elkaar te blijven 63%. In 12% van de gevallen is er sprake van een echtscheiding. De vraag reist, waarom gaan tureluurpaartjes uit elkaar?

  • Komt het door een slecht nest- of broedsucces het jaar ervoor?
  • Is de partner verhuisd naar een ander gebied?
  • Arriveert de partner te laat? En zo ja, wie is er dan te laat, het mannetje of het vrouwtje?
  • Is het territorium al bezet door een ander broedpaar?
  • Is de buurman/buurvrouw beter?
  • Of is het toch de liefde die soms verdwijnt?

Die vraag kunnen we nu nog niet goed beantwoorden. Als we inzoomen op de echtscheidingen, zit er geen verschil tussen man en vrouw. Man en vrouw overwinteren vrijwel nooit in hetzelfde gebied. Aan het begin van elk broedseizoen is het dus weer de vraag of ze elkaar terugvinden. De timing van terugkomst lijkt bepalend. Als het te lang duurt, kunnen ze met een ander een paar aangaan.

Toekomst – wat brengt de toekomst voor onze tuutjes?

Tijsen is overwegend optimistisch over de toekomst van de tureluur. Tijsen: “In het ANLb is een toename van meer dan 30% van (greppel)plasdras. De combinatie van (greppel)plasdras en daaromheen beheer met een rustperiode is optimaal biotoop voor tureluurs met hun kuikens.” Maar de sterke afname van de kievit, de waakhond van de tureluurs, baart Tijsen zorgen. Bovendien concentreren weidevogels zich in de overgebleven geschikte plekken en zijn daardoor kwetsbaarder voor predatie.

In de toekomst zou Tijsen graag nog meer willen weten over de kuikenoverleving bij tureluurs en de oorzaak van echtscheidingen.

Dit kennisuur werd georganiseerd door BoerenNatuur en Hogeschool Van Hall Larenstein, en is onderdeel van het EU-project LIFE-IP All4biodiversity en de Kennismakelaar Boerenlandvogels. Het doel van beide projecten is om kennisuitwisseling te stimuleren tussen onderzoekers, agrarische collectieven, terreinbeherende natuurorganisaties, vrijwilligers en boeren.