Nieuws

Zoönosen: verleden, heden en toekomst

Modern open Dutch farm - INTREEGUE Photography via Shutterstock
Bron foto: INTREEGUE Photography (Shutterstock license)
Samenvatting
  • Onderwerp
    zoönosen
  • Interessant voor
    (hobby)veehouders, adviseurs, beleidsmakers, dierenartsen
Bekijk de bronnen
Informatie uit eerdere grote uitbraken van besmettelijke dierziekten en zoönosen geeft deels informatie voor mogelijke uitbraken in de toekomst. Publicaties over zoönosen zijn het over één ding eens: alertheid blijft onveranderd nodig. In het heden en in de toekomst.

In 2021 verscheen het rapport ‘Zoönosen in het vizier’. Een groep deskundigen uit verschillende disciplines doet in dit rapport aanbevelingen om de risico’s op een uitbraak van zoönosen (infectieziekten die van dier op mens kunnen overgaan) te verkleinen. Het rapport is tot stand gekomen op verzoek van de ministers van Medische Zorg en Sport en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).  

Naar aanleiding van bovenstaand rapport heeft het ministerie van LNV vragen gesteld over de overdracht van infectieziekten tussen veehouderijbedrijven. Belangrijkste vraag: kunnen we leren voor de toekomst over de zogenoemde tussen-bedrijfstransmissie van eerdere uitbraken van besmettelijke dierziekten? Het rapport ‘Preventie van efficiënte transmissie van zoönotische ziektekiemen tussen veehouderijbedrijven’ geeft antwoord op deze vraag.   

Bij de transmissie van dierziekten tussen bedrijven speelt de concentratie van bedrijven en dieren een rol. In een recent rapport is onderzocht of definities van bedrijfs- en dierdichtheid uit ander beleid, zoals de Meststoffenwet, bruikbaar zijn voor de transmissie van dierziekten.  

Verspreiding tussen bedrijven

Het blijkt dat grote uitbraken van dierziekten in het verleden beperkt voorspellend zijn voor toekomstige grote uitbraken van dierziekten. Onderzoekers trekken die conclusie na bestudering van de overdracht tussen bedrijven bij grote uitbraken van dierziekten sinds 1997 in Nederland. Of het verleden voorspellend is voor de toekomst hangt onder andere af van de mate waarin de ziekteverwekkers aan de diersoort zijn aangepast. Ook de resistentie van de ziekteverwekkers in het milieu en de effectiviteit van bio-veiligheidsmaatregelen zijn medebepalend. Dat betekent, aldus de onderzoekers, dat voorspellingen van toekomstige uitbraken van besmettelijke dierziekten altijd onzeker zijn, totdat er meer bekend is over de ziekteverwekker en de wijze van besmetting.  

Toch is het bestuderen van de zogenoemde tussen-bedrijfstransmissie nuttig als het gaat om het inschatten van het risico van verspreiding van infectieziekten tussen veehouderijbedrijven. Dit kan een indruk geven waar mogelijke risicogebieden zich bevinden, omdat bedrijfsgrootte en concentratie van bedrijven wordt meegenomen in de berekening van de tussen-bedrijfstransmissie. Daarom is één van de aanbevelingen van het rapport om tijdens toekomstige uitbraken van dierziekten zoveel mogelijk informatie te verzamelen over de tussen-bedrijfstransmissie. Dat zorgt voor meer inzicht en verbeterde modellen.  

Dichtheid van bedrijven en dieren

Een belangrijke factor bij transmissie van een infectieziekte tussen bedrijven is de dichtheid van bedrijven en dieren. Daarom hebben onderzoekers van Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) zich gebogen over de vraag of dichtheden vanuit ander beleid ook te gebruiken zijn in beleid voor bestrijding van besmettelijke dierziekten. In onder andere de Meststoffenwet is een bestaande definitie van concentratiegebieden opgenomen. Ook is er een lijst van pluimveedichte gebieden in verband met fijnstof.  

Het blijkt dat definities uit ander beleid niet bruikbaar zijn binnen de context van dierziekten. De onderzoekers met een eigen definitie van bedrijfs-dichtheid en dierdichtheid voor vier dierziekten: vogelgroep, klassieke varkenspest, mond-en-klauwzeer bij varkens en mond-en-klauwzeer bij herkauwers. In een tabel komen zij met het maximale aantal bedrijven binnen een bepaalde cirkel om het transmissie-risico in te schatten.

Blijf alert

Alertheid op zoönosen blijft nodig, ook omdat ziekteverwekkers zich verspreiden onder meerdere soorten. Dat zegt viroloog Wim van der Poel van Wageningen Bioveterinary Research. Als voorbeelden noemt hij het vogelgriepvirus en het coronavirus. Van der Poel doet deze uitspraak naar aanleiding van de rapportage ‘Staat van Zoönosen 2022’. Deze staat wordt jaarlijks gepubliceerd met trends rondom de meldingsplichtige zoönosen.  

Geen veehouderij, geen zoönosen?

Viroloog Wim van der Poel komt ook aan het woord als zoönosendeskundige in een serie op de site van Nemo Kennislink. De serie onderzoekt wat er gebeurt als heel Nederland een veganistische dieet zou volgen. Van der Poel verwacht in dat geval dat zoönosen minder voorkomen als er geen vee meer is in Nederland, maar stelt ook dat zoönosen dan niet zullen verdwijnen. “Kijk je naar opkomende zoönosen van de laatste tientallen jaren, dan zijn die in veel gevallen niet in Nederland ontstaan.”  

De toename van de wereldbevolking is de grootste trigger als het gaat om zoönosen, stelt Van der Poel. Een grotere bevolking vraagt om meer voedsel en daarmee is er een grotere vraag naar veehouderij. Alle interactie tussen mensen, landbouw-, huis- en wilde dieren zorgt ervoor dat zoönosen rondgaan. Denk bijvoorbeeld aan het transport van dieren over grote afstanden en het reisgedrag van mensen.

In contact met publiek

Niet alleen in de veehouderij spelen zoönosen een rol, dat geldt ook voor kinderboerderijen. De uitgave Schaap en Geit van GD voor Dieren laat beheerder Yvonne Bon van de kinderboerderij in Hilversum aan het woord. Zij benadrukt het belang: “We schenken extra aandacht aan het weren van ziekten die van dier op mens overdraagbaar zijn. Voor ons als publieksboerderij is het nog belangrijker om vrij te zijn van zo’n ziekte dan voor reguliere boerderijen.” De kinderboerderij is daarom deelnemer aan het GD Keurmerk Zoönosen. “We vinden het heel belangrijk om gezondheidsrisico’s voor medewerkers en bezoekers te minimaliseren”, stelt Yvonne. “Het keurmerk helpt ons ook bij de communicatie daarover.”