Nieuws

5 nieuwe indicatoren kringlooplandbouw voor toekomstbestendige sector

Samenvatting
  • Onderwerp
    Indicatoren Kringlooplandbouw, Realisatieplan Klimaatakkoord
  • Interessant voor
    Melkveehouder, Akkerbouwer, Varkenshouder, Pluimveehouder, Food Professional
Bekijk de bronnen
Boeren, tuinders, vissers en maatschappelijke organisaties staan samen voor de uitdaging om voedsel te produceren op een manier die past bij de ondernemer, het klimaat, de natuur en dierenwelzijn. Met behulp van verschillende realisatieplannen en de visie van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit zijn er nieuwe indicatoren om de voedselproductie anders in te richten naar de principes van kringlooplandbouw. Deze indicatoren zijn erop gericht om veranderingen volledig te hebben doorgevoerd in 2030.

De grootste uitdagingen: 

  • Onze bodem - de belangrijkste hulpbron voor de makers van ons voedsel - raakt uitgeput.
  • Nederland kent steeds minder verschillende plant- en diersoorten (biodiversiteit).
  • Nederland heeft zich verbonden aan het Klimaatakkoord. Het Klimaatakkoord maakt dat de landbouw en het landgebruik in 2050 klimaatneutraal moet zijn.

Om dit te bereiken zijn er 5 indicatoren vastgesteld met daaraan de nodige veranderingen gekoppeld. Hieronder gaan we in op de afzonderlijke indicatoren.

1. Bemesting en voeding 

De eerste indicator heeft als doel milieu en klimaatbelastende inputs te verminderen. In het realisatieplan lees je dat er enkel kunstmest gebruikt mag worden als aanvulling op dierlijke en humane stoffen. Wat betreft voedselbronnen voor dierlijk gebruik, is de ambitie deze te halen uit gewassen en restvoedsel die door ons niet geconsumeerd worden. Ook moet er worden gekeken naar – en worden geëxperimenteerd met – alternatieve voedselbronnen, zoals insecten en andere andere eiwitbronnen. Het streven is dat 65% tot 80% van het veevoer in 2025-2030 van Europese bodem komt.
 
De melkveehouderij dient ‘grondgebonden’ te worden: de hoeveelheid fosfaatproductie is afhankelijk van de hoeveelheid hectare grond die de veehouderij tot zijn beschikking heeft en waar deze fosfaatproductie geplaatst wordt. De achterliggende gedachte is dat de melkveehouderij kringloopbedrijven kunnen worden. Meer informatie over grondgebondenheid vind je hier en hier

2. Milieu en schadelijke stoffen 

De tweede indicator is gericht op het integraal verminderen van broeikasgassen, stikstof, fosfaat, geur, fijnstof, chemicaliën en medicijnen. De stikstofproblematiek heeft laten zien hoe lastig en gevoelig dit onderwerp is. De vraag vanuit het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit is om te blijven redeneren vanuit de collectieve belangen die op het spel staan. We kunnen niet ‘kiezen’ tussen landbouw, klimaat of natuur: we moeten het gehele pakket beschermen voor onze toekomst en die van onze nakomelingen. Op gebied van waterkwaliteit moet per liter onder de 50mg nitraat uitkomen. Voor de pluimveesector moet in 10 jaar de fijnstof uitstoot met 50% verminderd zijn. Wat betreft de broeikassen beschrijft het Klimaatakkoord dat er in 2030 een uitstootreductie moet zijn van 6Mton. De melkvee- en varkenshouderijen moeten in 2030 100% energieneutraal zijn en werken met groene stroom.

3. Verbinding en herstel

Door land- en tuinbouw, natuur en landschap met elkaar te verbinden geven we de natuur een kans zich te herstellen. Het doel is om in 2030 de landbouwbodem duurzamer te beheren, te zorgen dat er meer leven in de bodem zit en dat het in staat is om meer water vast te houden. De teelsystemen moeten weerbaarder worden tegen ziekten en plagen waardoor er minimaal gewasbestrijdingsmiddelen nodig zijn. Wanneer in 2030 de stikstof uitstoot met 50% teruggebracht is, zou 74% van onze stikstofgevoelige natuur van de status ‘kritiek’ ontdaan zijn. Natuurinclusieve landbouw krijgt steeds meer de voorkeur. Kortom: meer ruimte geven aan het natuurlijke gedrag van dieren en het landschap beheren om zo meer biodiversiteit te creëren.

4. Gezond voor mens en dier

De leefomstandigheden voor dieren moeten verbeterd worden en meer ruimte krijgen. Zo is er het ‘nee, tenzij‘-principe in het leven geroepen door het Natuur Netwerk Nederland (NNN). Natuurgebieden worden steeds meer aan elkaar verbonden, zodat dieren meer ruimte krijgen. Er mag alleen ingegrepen worden wanneer een groep dieren schade toebrengt of een negatief effect heeft op het NNN. Voor vee geldt dat een positieve leefomgeving gestimuleerd moet worden. Meer weide, minder lange afstandstransporten en door betere leefomstandigheden is er hopelijk minder medicatie nodig. Vooral antibioticagebruik moet verminderd worden.

5. Toekomstperspectief 

De omschakeling voor boeren naar kringlooplandbouw moet aangemoedigd worden door een goed verdienmodel. Zo krijgen boeren de financiële ruimte om de nodige investeringen in verduurzaming te doen en die terug te verdienen. Een van de laatste indicatoren gaat daarom over het veroveren van een betere sociaaleconomische positie voor kringloopboeren door een combinatie van private en publieke middelen. Consumenten geven steeds meer de voorkeur aan duurzame producten waardoor de export en import ook meer gaat verduurzamen. Hiervoor heeft de Wereldhandelsorganisatie nieuwe handelsakkoorden gesloten. En als laatste dienen in 2030 verwerkingsbedrijven, groothandel, detailhandel, horeca en cateringdiensten transparant te zijn en inzicht te geven in hun prestaties op het gebied van duurzaamheid, inclusief de prijsvorming van agrarische producten.