Nieuws

Aandeel landbouw in economie afgelopen tien jaar gelijk gebleven

Het aandeel van de landbouw in de Nederlandse economie is de afgelopen tien jaar vrijwel gelijk gebleven. Het aantal bedrijven is gekrompen, maar de bedrijfsgrootte is toegenomen, zo blijkt uit cijfers van het CBS.

De bijdrage van het agrocomplex aan aan het bruto binnenlands product (bbp) in Nederland is sinds 2008 vrijwel gelijk gebleven. In die periode is de uitstoot van fosfaat uit de landbouw wel verminderd, maar de stikstofuitscheiding en de broeikasgasuitstoot zijn nagenoeg hetzelfde gebleven. Deze resultaten staan in het rapport ‘De landbouw in de Nederlandse economie’ van Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Hierin geeft het CBS een overzicht van wat de laatste 10 jaar de rol van de landbouw was in de Nederlandse economie. Hierbij wordt ook gekeken naar de consequenties voor het milieu.

Agrocomplex

Het agrocomplex is het geheel van directe en indirecte activiteiten rondom de landbouw en de voedingsmiddelenindustrie. De bijdrage van het agrocomplex aan de Nederlandse economie bedroeg in 2018 circa 6,4% bij aan het bruto binnenlands product (bbp). Het agrocomplex is sterk afhankelijk van de export: van elke euro die het agrocomplex verdient, wordt 76 cent door de export opgebracht. Vooral bewerkte producten worden geëxporteerd. De bewerking van het onbewerkte product vindt vaak nog plaats in Nederland, zoals de verwerking van rauwe melk tot kaas.

Primaire landbouw

Wordt alleen gekeken naar de primaire landbouw, dus zonder toeleveranciers en distributie-activiteiten, dan is het aandeel van de toegevoegde waarde in 2019 1,4% van het bbp. In 2009 was dit aandeel 1,3%. In de decennia voor 2009 nam het aandeel van de landbouw geleidelijk af. Dater tussen 2009 en 2019 geen daling is te zien, is te verklaren doordat de prijzen van landbouwproducten na 2009 snel stegen. Vooral granen, groenten, varkens en melk werden duurder.

Vergeleken met België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk (allen 0,5%) lag het Nederlandse aandeel in de totale toegevoegde waarde een stuk hoger. In de lidstaten van de Europese Unie bedroeg het gemiddelde 1,1%.

Schaalvergroting

Het aantal landbouwbedrijven is na 2000 sterk afgenomen. Bedrijven zijn steeds groter geworden. Deze trend van schaalvergroting en minder bedrijven is te zien vanaf het midden van de twintigste eeuw. Vooral veeteeltcombinatiebedrijven en tuinbouwbedrijven namen af in aantal. In 1950 had een doorsnee bedrijf een areaal van 5,7 hectare, inmiddels is dit toegenomen tot 32,4 hectare zo is te lezen in het rapport. Verder is de werkgelegenheid in de afgelopen jaren gestabiliseerd en het inkomen gedaald.

Plantaardige versus dierlijke productie

Van de totale landbouwproductie in 2019 bestond 49,2% uit plantaardige productie en 38,5% uit dierlijke productie. Diensten en nevenactiviteiten waren goed voor de resterende 12,3%. Het aandeel van plantaardige en dierlijke producten in de totale productiewaarde van de landbouw is weinig veranderd. Alle categorieën namen ongeveer even snel toe.

Milieuvervuiling

De landbouw draagt door de uitscheiding van stikstof en fosfaten en door de emissies van broeikasgassen bij aan milieuvervuiling. Via dierlijke mest is er uitscheiding van fosfaat en stikstofverbindingen. De rundveesector stoot het meeste fosfaat en stikstof uit.

Na 2008 is de landbouw minder fosfaat gaan uitscheiden. In 2018 werd 162,0 miljoen kilogram fosfaten uitgescheiden door de landbouwsector, dit is bijna 14 miljoen kilo minder dan in 2008. De stikstofuitstoot is nagenoeg gelijk gebleven. Ook bij de broeikasgasuitstoot is weinig veranderd. Bijna 15% van de totale broeikasgasuitstoot kwam in 2018 voor rekening van de primaire landbouw. Vooral de tuinbouw stoot veel broeikasgas uit.

(bron foto: Shutterstock)