Nieuws

Akkervogelvriendelijk bouwplan inpasbaar in bedrijfsvoering

Akkervogels als geelgors, grauwe kiekendief en veldleeuwerik staan onder druk. Zou je het bouwplan aanpassen, met meer ruimte voor onkruiden en overwinterende graanstoppels, dan krijgen akkervogels meer kans. Zo'n bouwplan lijkt haalbaar voor akkerbouwers.

De Stichting Werkgroep Grauwe Kiekendief heeft afgelopen jaren laten zien dat je met gerichte maatregelen de achteruitgang van typische akkervogels kunt stoppen. Door brede akkerranden aan te leggen, de teelt van zomergranen uit te breiden en onbespoten graanranden te introduceren, help je soorten als grauwe kiekendief, veldleeuwerik, geelgors en patrijs.

Bouwplan

Wil je voldoende voedsel en nestgelegenheid bieden, dan is het belangrijk dat er 's winters onkruidrijke graanstoppels overblijven en dat je zomergranen teelt waarin onkruiden worden getolereerd. Maar akkerbouwers hebben zo hun bedenkingen omdat de ontwikkeling van onkruiden als duist, melkdistel, akkerdistel voor problemen zorgt. De vraag is of je een akkervogelvriendelijk bouwplan kunt ontwikkelen dat ook inpasbaar is in de bedrijfsvoering.

In het project Akkervogelvriendelijk bouwplan met zomergraan en overwinterende stoppels wordt door onderzoekers in samenwerking met negen Groningse akkerbouwers gekeken wat er mogelijk is. Het onlangs verschenen rapport 'Akkervogelvriendelijk bouwplan met zomergraan en overwinterende stoppels' is een eerste tussenrapportage van dit project.

Onkruidgroei

In het project zijn verschillende percelen met zomertarwe en zomergerst gevolgd: percelen waar geen chemische onkruidbestrijdingsmiddelen of herbiciden zijn toegepast, percelen waar beperkte bespuiting wordt toegepast en referentiepercelen waar de reguliere teeltmaatregelen worden genomen. De onkruidgroei verschilde op die percelen - zoals je kunt verwachten - enorm.

Op de onbespoten percelen varieerde de onkruidbedekkeing tussen 1 en 75% en op de beperkt bespoten percelen tussen 0 en 6%. De referentiepercelen waren nagenoeg schoon. Toch bleek dat op alle percelen de verschillen in graanopbrengst niet zo groot waren. 

Vogels

Natuurlijk zijn ook de vogels geteld. Op de percelen werden 17 verschillende akkervogelsoorten en andere vogelsoorten waargenomen. Op de pilotpercelen (38 hectare) werden 26 broedparen geteld, op de referentiepercelen (78,4 hectare) werden ook 26 broedparen geteld. Gemiddeld zijn dat 0,7 broedparen per hectare op de pilotpercelen en 0,4 broedparen op de referentiepercelen met graan. In aardappelen en bietenpercelen was dat gemiddelde 0,2 broedpaar per hectare.

Op de percelen met winterstoppels (33,9 hectare) zijn tijdens acht telrondes 1619 vogels geteld van 40 vogelsoorten. Daarvan zijn 22 soorten voor hun voedsel voor een deel afhankelijk van de akkers. Op de referentiepercelen - onbewerkte percelen, geploegde akkers en ingezaaide percelen met wintertarwe of groenbemesters - werden 859 vogels geteld op een oppervlakte van 56,1 ha.

(Bron foto: Pixabay)

Links

(3)