Nieuws

Beheer van Limburgse mergelgroeves

De Zuid-Limburgse mergelgroeves, met een oppervlak van ruim 300 hectare hebben een hoge natuurwaarde in het kalklandschap. Voor behoud van soorten is een specifiek beheer nodig.

Veel van de soorten die je in de mergelgroeves in Zuid-Limburg vindt, zijn zeldzaam in Nederland. Met een totaal oppervlak van ruim 300 hectare zijn de mergelgroevecomplexen zeer waardevol. In de Curfsgroeve bijvoorbeeld, een van de grotere groeves, vind je 261 soorten planten, 123 soorten wilde bijen en 29 soorten dagvlinders. Een deel ervan zijn rode-lijstsoorten. Je vindt er bijzondere soorten zoals de geelbuikvuurpad, de vroedmeesterpad, de oehoe en de zuidelijke oeverlibel.

Het is de moeite waard die soorten te behouden, maar hoe doe je dat? Het Kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit (OBN) heeft een analyse uitgevoerd om zo tot adviezen voor beheer en inrichting van mergelgroeves te komen. Het verslag van die analyse vind je in het rapport 'Beheer en inrichting van mergelgroeves en rotsen'. En op 12 april is dit rapport besproken in een Veldwerkplaats 'Mergelgroeves en rotsen: beheer en inrichting'.

Mergelgroeves

In Zuid-Limburg vind je kalksteen die voor het grootste deel tijdens de laatste fase van het Krijttijdperk, circa 65-70 miljoen jaar geleden, is afgezet in een ondiepe kustzee. Er zijn verschillende soorten kalk, zo heb je de zachte Maastrichtse kalk in westelijk Zuid-Limburg en harde Kunrader kalk in het oostelijk deel van Zuid-Limburg. Eeuwenlang werd kalk kleinschalig in groeves gewonnen voor lokaal gebruik. Er bevinden zich ruim 300 dagbouwmergelgroeves in Limburg. De meest groeves zijn niet meer dan een kleine rotswand en liggen daar waar insnijdingen van rivieren, beken, droogdalen en holle wegen de kalk vlak aan het oppervlak hebben gebracht. Vanaf ongeveer 1960 verdween die kleinschalige kalkwininng en wordt kalksteen gewonnen in grote groeves zoals de ENCI-groeve, Groeve ‘t Rooth en de Curfsgroeve.

Bijzondere soorten

Dat die mergelgroeves waardevol zijn, is al lang bekend. Zo beschreef Eli Heimans de kalkrotsen in 1911 in 'Uit ons Krijtland': 'Loodrecht voor U oprijzende, met bosch bekroonde krijtmuren.' De groeves zijn bijzonder door hun extreme klimaat: warm-koud, nat-droog. Je vindt er bijzondere soorten die zich in extreme 'habitats' thuis voelen, maar ze hebben wel tijd nodig om zich er te vestigen. Wil je die soorten behouden dan moet je zorgen voor voldoende vestigingsplaatsen. Je moet de vegetatie open houden door begrazing met geiten bijvoorbeeld of gericht bomen en struiken te verwijderen.

Beheer

Het beheer gericht op specifieke soorten is soms lastig. Ga je je te veel richten op beschermde soorten, dan kan dat problemen opleveren. Zo plant de geelbuikvuurpad zich voort in karrensporen of ondiepe poeltjes, maar daarin doen slakken het ook goed. En die zijn weer tussengastheer van de leverbot wat een probleem is voor de geiten.

In het rapport staat een lijst met aanbevelingen voor het beheer. Naast het openhouden van vegetaties is het van belang dat soorten zich kunnen verspreiden. Daarom zijn corridors belangrijk. Invasieve exoten als acacia, vlinderstruik, dwergmispel en hartbladige els moet je vermijden. Voor de amfibieën is het van belang dat er water is in de vorm van poeltjes of een betonbak. En voor de vleermuizen moet je zorgen dat je de openingen in de grotten toegankelijk houdt.

(Bron foto: Pixabay)