Nieuws

Bodembeheer met organische mest en biologische teelt

In het onderzoeksproject Bodemkwaliteit op zand is gedurende zes jaar onderzocht wat het effect is van organische mest en biologische teelt op de bodemkwaliteit. Organische mest en biologische bedrijfsvoering zorgen dat het organisch stofgehalte in de bodem stijgt. Maar een effect op de bodemkwaliteit is niet duidelijk vastgesteld.

Er is een breed gedeelde zorg over de afnemende kwaliteit van de bodem. Wil je bedreigingen als erosie, bodemverontreiniging, afname van het gehalte aan organische stof in de bodem of afnemende bodembiodiversiteit tegengaan, dan moet je overgaan op duurzaam bodemgebruik. maar wat is dat? Moet je meer inzetten op de toepassing van organische mest? Is biologische bedrijfsvoering beter? Zijn er andere maatregelen? Wat is haalbaar in de praktijk?

Om antwoord te geven op die vragen is sinds 2011 en zes jaar durend onderzoeksproject 'Bodemkwalitiet op zand' uitgevoerd op het proefbedrijf Vredepeel. Twee onderzoeksrapporten laten de resultaten zien van het effect van organische mest en biologische bedrijfsvoering op de bodemkwaliteit.

Organische mest


Het rapport 'Effect van organische stofbeheer op opbrengst, bodemkwaliteit en stikstofverliezen op een zuidelijke zandgrond' beschrijft het onderzoek waar twee gangbare bedrijfssystemen met elkaar vergeleken zijn. In het systeem 'Standaard' is een gangbare hoeveelheid organische stof aangevoerd in de vorm van drijfmest, in het systeem 'Laag' was de aanvoer van organische stof lager door gebruik te maken van meststoffen met een lager organische stofgehalte.

Uit het rapport blijkt dat het systeem laag leidt tot lagere stikstofuitspoeling - hoewel nog steeds hoger dan de nitraatnorm - maar ook tot een lagere opbrengst. En zoals je kunt verwachten, daalt ook het organisch stofgehalte in de bodem. De aanvoer van extra compost leidt bij beide systemen tot wat hogere opbrengsten, wat meer bij systeem 'Laag' dan bij 'Standaard'. Naast het organisch stofgehalte hebben de onderzoekers bij de andere kenmerken van de bodem geen veranderingen kunnen aantonen.

Biologische teelt

Het onderzoek naar het effect van een biologische bedrijfsvoering wordt beschreven in het rapport 'Biologische teelt op een zuidelijke zandgrond'. Het biologische systeem bestaat sinds 2001 uit zes percelen met een vruchtwisseling van akkerbouw- groente- en voedergewassen, waarbij geen gewasbeschermingsmiddelen of kunstmest worden gebruikt. Bemesting wordt uitgevoerd met vaste rundveemest en rundveedrijfmest en soms aangevuld met vinassekali. Op twee percelen lagen compostplots waar jaarlijks 10-20 ton compost per hectare is toegediend om te kijken naar het effect van compost op de opbrengst, bodemkwaliteit en stikstofuitspoeling.

Het rapport laat zien dat het biologisch systeem op de proeflocatie redelijk presteert. De opbrengsten liggen iets lager (6%) dan het streefniveau. De bodemvruchtbaarheid is goed en de nitraatconcentratie in het grondwater ligt onder de norm van de nitraatrichtlijn. Vergelijk je het met gangbare systemen dan liggen de opbrengsten gemiddeld zo'n 60% lager. Het optreden van ziekten en plagen zoals Phytophtora in aardappel en diverse bladschimmels in prei is een verklaring.

Bodemkwaliteit

In het systeem lag de aanvoer van organische stof gemiddeld op 3231 kg/ha. 62% van die organische stof komt uit mest, 28% uit gewasresten en 10% uit groenbemesters. Het organisch stofgehalte in de bodem laat een stijging zien. Maar de onderzoekers konden in de periode van 2000 tot 2016 geen veranderingen in opbrengst, bodemkwaliteit en uitspoeling vaststellen.

Ze konden daarom niet aantonen dat de bodemkwaliteit door biologische bedrijfsvoering verbetert. Wel constateren ze dat het onderzoek op de proeflocatie Vredepeel laat zien dat biologische teelt van akkerbouw-, voeder- en tuinbouwgewassen op zandgrond in Zuidoost Nederland goed mogelijk is, al blijven opbrengsten wel ruim achter bij gangbare opbrengsten.

(Bron foto: Thinkstock)