Nieuws

De doodsbeenderenboom: onopvallend aanwezig

Het is een boom met twee gezichten, de Gymnocladus dioica, oftewel de doodsbeenderenboom. Dikke kale takken in de winter en in de zomer enorme lappen van bladeren.

De doodsbeenderenboom dankt zijn naam aan zijn knokige, bruingrijze twijgen die enigszins blauw berijpt zijn. Daardoor ontstaat een soort vale lijkkleur, zodat de twijgen een sterke gelijkenis vertonen met menselijke botten. Het tijdschrift Boomzorg besteedt in drie artikelen aandacht aan deze boom, ook bekend onder de naam Gymnocladus dioica.

Skelet

Frans van der Steen, tuin- en landschapsontwerper en docent, vindt de Gymnocladus ‘een heel mooie boom’. Ondergewaardeerd ook, zo laat hij in het artikel 'De boom die niet aanwezig is (maar er wel staat)’, weten. ‘Het is een heel losse en open boom, die prima in een straatprofiel past en heel goed in een stedelijk milieu functioneert. Zijn winter- en zomerbeeld verschillen enorm. Daar kijk je naar als architect. Vooral in de winter geeft hij een geheel eigen sfeer, met die skeletachtige structuur. Hij heeft superweinig takken, en die takken zijn redelijk dik. Prachtig!’ Verder heeft Gymnocladus volgens de tuin- en landschapsontwerper een prachtige herfstkleur. In de zomer dragen die skeletachtige takken juist weer enorm brede bladeren. ‘Zeventig bij negentig centimeter is geen uitzondering’, aldus Van der Steen.

Naakte tak

Gymnocladus betekent letterlijk ‘naakte tak’. In Duitsland draagt de boom een heel andere naam: de hertengeweiboom. En in Amerika luistert hij naar de naam Kentucky Coffeetree, omdat zijn geroosterde zaden als surrogaat dienden voor koffiebonen. Eén ding is opvallend: de doodsbeenderenboom is niet zo aanwezig in de openbare ruimte. Van der Steen: ‘Hij staat niet als een huis, als een blok tussen de dingen in. Nee, je kunt erdoorheen kijken. Hij fungeert als een soort scherm, dat filtert wat erachter gebeurt. In zulke situaties plant je hem dus. Je kunt ook zeggen: ik wil het hier afsluiten, bàm. Dan zet je er paardenkastanjes voor.’ De Gymnocladus kan iets suggereren in de overgang tussen ruimtes. Zo staat hij volgens Van der Steen bijvoorbeeld magnifiek voor oude gevels in de stad. Maar nog mooier, nog specifieker komt hij tot uiting bij moderne gebouwen, vindt de tuin- en landschapsarchitect. ‘Zoals dat filterende licht op die moderne gevels valt, werkelijk schijnt; dat lijnenspel is daar extra mooi.’

Kweken

Hoewel de Gymnoclaudus ziekteresistent is, is het voor een kweker geen makkelijke boom, zegt kweker Herman Mauritz in het artikel ‘Een Gymnocladus groeit zoals hij groeit’. De boom heeft namelijk een heel eigen groeiwijze. ‘Het nadeel is dat klanten die niet weten hoe de boom eruitziet, hem vergelijken met bijvoorbeeld een plataan. Ik bedoel, het is geen uniform product.’ Kopers moeten dus niet van een Gymnocladus verwachten dat de takken netjes verdeeld zitten. ‘We proberen dat als kweker wel een beetje bij te sturen. Maar een Gymnocladus groeit zoals hij groeit.’

Ritueel

In het artikel ‘Gymnocladus, de doodsbeenderenboom’ geeft auteur Jan P. Mauritz veel informatie over de boom. De Gymnocladus dioica komt van nature voor in de oostelijke staten van Noord-Amerika en heeft een voorkeur voor open, goed doorwortelbare, vochtige vruchtbare gronden. In zijn natuurlijk verspreidingsgebied wordt de boom wel 30 meter hoog met een zeer brede, open en losse kroon. Bij ons in cultuur wordt de boom slechts 10 tot maximaal 15 meter hoog.

Mede door het ontbreken van een eindknop ontstaat de hoekige groei van twijgen en takken, die de boom zo’n bijzonder karakter geven. De boom heeft volgens Mauritz een schitterende goudgele herfstkleur en de bladval is een ritueel op zich. ‘Allereerst vallen de gele blaadjes, vervolgens de gele zij-jukken van de centrale bladsteel en als laatste de centrale bladsteel met een of twee zij-jukken eraan. Je hebt er in ieder geval lang plezier van!’


(Bron foto: Wikipedia, Derek Ramsey)