Nieuws

Planmatige aanpak van samenwerking tussen akkerbouw en veehouderij

Drentse akkerbouwers en veehouders werken vaak samen, zodat het bouwplan ruimer wordt. De gedachte is dat samenwerking een meer duurzaam systeem is. Maar samenwerking is geen garantie voor verduurzaming. Je moet het zorgvuldig aanpakken.

In Drenthe werken akkerbouwers en veehouders vaak samen. Zo blijkt uit cijfers dat in 2017 45% van de landbouwpercelen in Drenthe voor de teelt van zowel akkerbouwgewassen als voor ruwvoergewassen wordt gebruikt. De samenwerking bestaat vaak uit een uitruil: de akkerbouwer teelt extra aardappelen bij de melkveehouder, terwijl de melkveehouder dit deel snijmaïs dan bij de akkerbouwer teelt.

Gemengd bedrijf

De samenwerking staat in de belangstelling omdat het een meer duurzaam systeem zou kunnen zijn. Je kunt de samenwerking van twee gespecialiseerde bedrijven zien als een gemengd bedrijf. Het bouwplan wordt ruimer met meerdere gewassen. De provincie Drenthe vroeg zich af of deze vorm van samenwerking ook duurzaam is. Wat betekent het voor de organische stof, de nutriëntenefficiëntie, bodemgezondheid en de inzet van gewasbeschermingsmiddelen. Daarom heeft de provincie Wageningse onderzoekers gevraagd een expertbeoordeling uit te voeren.

Het rapport 'Verduurzaming samenwerking akkerbouw-veehouderij in Drenthe' laat zien dat samenwerking tussen veehouderij en akkerbouw geen garantie is op verduurzaming. Het vraagt maatwerk per situatie en per perceel. Wil je er voordeel uithalen, dan moet je de samenwerking planmatig aanpakken en zorgvuldig uitvoeren.

Organische stof

Een voorbeeld is de situatie van het gehalte organische stof en nutriënten in de bodem. Het organisch stofgehalte is onder meerjarig grasland gunstiger dan op akkerbouwpercelen. Op het melkveebedrijf is de organische stofsituatie daarom vaak gunstiger, maar de nutriëntenefficiëntie daarentegen staat op het melkveebedrijf onder druk. Een afwisseling van een vierjarig grasland met twee jaar bouwland kan tot aanzienlijke stikstofverliezen leiden. Na het scheuren van het grasland komt er meer stikstof vrij dan het volggewas kan benutten.

Een combinatie van gras, maïs en aardappelen kan weer risicovol zijn voor de bodemgezondheid. Door het optreden van bodeminsecten of aaltjes kan het zijn dat er chemische bestrijdingsmiddelen worden ingezet om schade te voorkomen.

Perceelsgerichte kennis

Het is daarom belangrijk dat de samenwerkende partijen perceelsgerichte kennis verzamelen over de uitgangssituatie van de percelen. Hoe zit het met de aaltjesbesmetting, het organische stofgehalte of de mineralenbalans in de bodem? Beide partijen moet daar rekening mee houden.

De belangrijkste aanbeveling is daarom dat akkerbouwers en veehouders gezamenlijk een teelt- en bodemplan te maken, op basis van inzicht in de uitgangssituatie en de doelen per perceel. In dat plan moet aandacht zijn voor het organische stofbeheer, nutriëntenefficiëntie, bodemgezondheid en de inzet van gewasbeschermingsmiddelen. Daarnaast zijn zaken als bodemverdichting, bedrijfshygiëne en financiële aspecten aandachtspunten.

(Bron foto: Pixabay)