Nieuws

Schol en haring gedijen goed, kabeljauw niet

Met veel van de voor Nederland belangrijke visbestanden in de Noordzee gaat het goed volgens de Internationale Raad voor Onderzoek der Zee (ICES). De kabeljauw- en tarbotstanden zijn nog te laag, maar groeien wel.

Onderzoekers van het marien onderzoeksinstituut IMARES van Wageningen UR presenteerden op 30 juni de vangstadviezen van ICES aan het ministerie van Economische Zaken, de visserijsector en maatschappelijke organisaties. Daarbij richtten zij zich op de vissoorten waar Nederlandse Noordzeevissers op vissen.

De adviezen van ICES zijn belangrijk bij het vaststellen van de nieuwe vangstquota voor 2015. Deze worden eind 2014 vastgesteld door de Europese raad van visserijministers, nadat begin december de Europese Commissie vangstafspraken heeft gemaakt met Noorwegen over een aantal gezamenlijk beheerde visstanden, zoals haring.

Genoeg haring en schol

Zowel voor haring als voor de schol is de inschatting dat er een gezond bestand in de Noordzee zwemt. Wat haring betreft is de schatting dat er 2 miljoen ton in de Noordzee leeft. Voor schol is dat zo'n 670.000 ton, de hoogste schatting sinds 1957, toen er voor het eerst schattingen werden gemaakt. Naast schol, nemen ook andere visbestanden, zoals die van tong, tarbot en griet toe. Volgens ICES is dit een gevolg van de afgenomen visserijdruk in de Noordzee.

Veilig biologisch minimum

Een soort die ook in aantal toeneemt, is de kabeljauw. Maar ondanks dat de visserij op kabeljauw al een aantal jaren sterk is beperkt, gaat het herstel van het kabeljauwbestand in de Noordzee langzaam. Na het dieptepunt in 2006 is het bestand weer toegenomen, maar het bevindt zich nog steeds onder het zogenaamde veilige biologisch minimum. Omdat er maar lage aanwas van jonge kabeljauw is, wordt ook niet verwacht dat het bestand zich snel zal herstellen.


(Bron foto: Pixabay)