Nieuws

Steriele banaan: wel lekker, maar hoe lang nog?

Een banaan is een vrucht die ontstaat zonder dat er bevruchting heeft plaatsgevonden. Daarom zitten er geen zaden in. Dat is fijn voor de bananeneter. Maar ook de reden dat er geen variatie is om de panamaziekte de baas te zijn.

Mensen hebben al meer dan 8000 jaar een belangrijke rol gespeeld in de evolutie en verspreiding van de banaan. De bloemen van de gecultiveerde banaan zijn steriel en de planten worden sinds mensenheugenis vermeerderd door wortelstekken (klonen). De vruchten groeien uit zonder bevruchting  (parthenocarpie). Onze voorouder wist wel wat hij lekker vond: een banaan zonder zaden.

Oorsprong

Gecultiveerde bananen (geslacht Musa) zijn grofweg in te delen in eet- en bakbananen. De eetbanaan heeft drie sets chromosomen (triploïdie) in het verre verleden gekregen van een diploïde wilde voorouder: Musa acuminata,
een soort die  inheems is in Zuidoost Azië. Deze wilde soort produceert vruchten met veel en vrij grote zaden.

Van bakbananen worden meerdere (land)rassen geteeld, elk land/regio heeft zijn eigen bakbanaan. In tropische landen zijn bakbananen een belangrijk onderdeel van de maaltijd. De oorsprong is Musa balbisiana of een kruising tussen M. balbisiana en M. acuminata. Bakkbananen zijn ook vaak triploïd.

Cavendish en de Panama-ziekte

40% van de wereldwijde bananenproductie bestaat uit het eetbanaanras Cavendish, vooral bedoeld voor de westerse markt. Deze planten zijn klonen van elkaar en dus genetisch identiek: de teelt is een monocultuur. Cavendish wordt geteeld sinds de panamaziekte het ras Gros Michel in de jaren 1950 weggevaagd heeft.

De panamaziekte wordt veroorzaakt door een schimmel, Fusarium oxysporum. Het is een bodemschimmel, en als de grond van een perceel eenmaal besmet is, duurt het jaren voordat daarop weer bananen geteeld kunnen worden. Er bestaat geen bestrijdingsmiddel tegen deze ziekte. Toentertijd bleek Cavendish resistentie tegen deze schimmel te hebben, en sindsdien is de teelt van dit ras enorm uitgebreid. In de 90er jaren is er in Taiwan een nieuwe variant van
deze schimmel opgedoken, TR4, waar de Cavendish banaan vatbaar voor is. Deze schimmel heeft zich sindsdien flink verspreid in Zuidoost Azië, waardoor
duizenden hectare plantages verloren zijn gegaan.

Een artikel uit 2015 door wetenschappers uit Australië, Amerika en
Nederland beschrijft dat dezelfde variant TR4 ook buiten zuidoost-Azië gevonden
is, nl. in Australië, Jordanië, Pakistan en Mozambique. De onderzoekers
concluderen aan de hand van DNA onderzoek dat de schimmelstammen uit acht landen identiek zijn en dat quarantainemaatregelen tot nu toe onvoldoende zijn gebleken. Voorlichting en het vroeg kunnen identificeren van geïnfecteerde bananenplanten zou een verdere verspreiding kunnen vertragen.

Resistentie en grotere diversiteit

Uiteindelijk kan alleen het telen van een grotere diversiteit en van resistente rassen de oplossing bieden. In verschillende onderzoeksprogramma’s wordt nu onderzoek gedaan naar allerlei aspecten van de panamaziekte. Zo worden vele rassen bakbananen gescreend op resistentie. Het genoom van Musa acuminata is in 2012 in kaart gebracht en nu kan er gezocht worden naar resistentiegenen. Dit zal echter niet snel leiden tot nieuwe resistente rassen. De steriliteit van banaan, veroorzaakt door triploïdie, maakt het inkruisen van resistentie niet mogelijk en genetische modificatie stuit op allerlei bezwaren.

(Bron foto: WUR Biointeracties en Plantgezondheid)